Met een vloeibare biopsie kan de kinderoncoloog informatie over de tumor verkrijgen, door een beetje bloed of hersenvloeistof te laten onderzoeken. Deze vloeistoffen bevatten losse stukjes DNA of andere moleculen van kankercellen. Ze geven belangrijke informatie over de kanker, en worden ook wel ‘biomarkers’ genoemd.
Meerwaarde voor kinderen met kanker
‘Vloeibare biopsieën kunnen op elk moment in het ziekteproces van een kind met kanker waardevol zijn’, zegt Leendert Looijenga. Hij is hoogleraar Translationele Kiemceloncologie en Vruchtbaarheid in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en onderzoekgroepsleider in het Prinses Máxima Centrum. ‘In het Máxima analyseren we al veel eigenschappen van de kanker om de diagnose te bepalen. Vloeibare biopsieën helpen bij de diagnose om zeker te weten om welke ziekte het gaat en hoe agressief deze is. Ze helpen de respons op de behandeling te monitoren en maken het mogelijk om de behandeling aan te passen. Met vloeibare biopsieën kunnen we zien hoe het kind reageert op de behandeling.’
Als de kinderoncoloog informatie over de kanker wil hebben, komt dat vaak van een stukje weefsel dat van de tumor verwijderd is. Dit heet een ‘weefselbiopt’. Het verkrijgen van een stukje weefsel kan moeilijk zijn, bijvoorbeeld omdat het klein is of op een moeilijke plek zit. Een weefselbiopsie kan ook complicaties geven.
Looijenga: ‘Het afnemen van een beetje bloed is veel makkelijker. Voor de optimale behandeling wil je zeker weten of er nog kankercellen aanwezig zijn. Andere technieken zoals een scan geven niet altijd die zekerheid. Vloeibare biopsieën kunnen een beter beeld geven van de tumor en eventuele uitzaaiingen.’
Biomarkers bij kiemceltumoren
Looijenga doet veel onderzoek naar kiemceltumoren. Dit zijn tumoren die ontstaan uit voorlopercellen die normaal eicellen of zaadcellen maken. Het is een van de meest voorkomende soorten kanker bij jonge mannen. ‘Voor kiemceltumoren hebben we goede biomarkers gevonden die nu gebruikt worden voor weefselanalyse. Dit heeft de klinische praktijk veranderd. Helaas zijn deze biomarkers niet geschikt voor vloeibare biopsieën. Daarom kijken we nu naar het micro-RNA.’
RNA is een molecuul dat informatie van het DNA vertaalt naar de cel. Micro-RNA helpt hierbij. Kiemceltumoren maken veel micro-RNA, dat in het bloed en hersenvloeistof terecht komt. ‘Met een speciale techniek kunnen we het micro-RNA van kinderen met een kiemceltumor meten,’ aldus Looijenga. ‘Zo krijgen we informatie over de kankercellen. In een internationaal onderzoek we of het bestuderen van micro-RNA ons extra informatie kan geven, waarmee we de juiste behandeling voor een kind kunnen vaststellen. Ik verwacht dat we hiermee in de toekomst kunnen bepalen of een kind met een kiemceltumor baat heeft bij chemotherapie. En hoe intensief de behandeling moet zijn.’
Overzicht van vloeibare biopsieën
Samen met veel collega's uit het Máxima heeft Looijenga onlangs een overzichtsartikel in npj Precision Oncology uitgebracht over vloeibare biopsieën bij kinderen met solide tumoren. Een solide tumor is kanker die ontstaat in een vast orgaan, zoals de lever of nieren. De eerste auteur is Ferd Janssen, promovendus in de onderzoeksgroep van Looijenga. Hij legt uit: ‘We hebben de kennis over vloeibare biopsieën op een rij gezet voor een groot aantal solide tumoren. We hebben een overzicht gemaakt van mogelijke biomarkers voor neuroblastoom, kiemceltumoren, en tumoren in de lever, nieren, bot en spieren.’ Looijenga vult hem aan: ‘Dit artikel is een basiswerk dat we hebben neergezet. Het geeft een gedetailleerd overzicht van gepubliceerde resultaten. Hierop kunnen we verder bouwen om de huidige mogelijkheden optimaal te benutten.’
Het Máxima doet mee aan verschillende internationale studies naar vloeibare biopsieën bij kinderen met kanker. Een van deze studies is de MONALISA-studie, een EU-project dat de klinische toepassing van vloeibare biopsieën onderzoekt bij kinderen met een recidief neuroblastoom. Prof. dr. Lieve Tytgat is de internationale co-PI en het Prinses Máxima Centrum is de sponsor van deze studie.
Naar de klinische praktijk
‘We willen deze mogelijkheden natuurlijk zo snel mogelijk in de kliniek gaan gebruiken,’ zegt Looijenga. ‘Daarvoor moeten we bepalen welke technieken en biomarkers het meest geschikt zijn voor elke vorm van kanker. Die stappen kunnen we nu veel beter maken, waardoor we verwachten biomarkers sneller in de kliniek te kunnen gebruiken. Maar eerst moeten we deze veelbelovende biomarkers goed valideren. Dat betekent dat we moeten bevestigen dat hun potentieel echt is, en niet toevallig. Daarnaast zijn klinische studies nodig om de meerwaarde van vloeibare biopsieën ten opzichte van de huidige methoden te laten zien. We moeten ook biomarkers vinden voor kankers waar nog geen goede biomarkers voor zijn.’
Hij vervolgt: ‘Het is belangrijk om deze studies zo op te zetten dat de technieken snel kunnen worden geïmplementeerd in de klinische praktijk. Je kunt prachtige technieken ontwikkelen, maar als ze te complex of te duur zijn om toe te passen, heb je er weinig aan. Daarom moeten we streven naar methoden die haalbaar en kosteneffectief zijn, zodat ze echt de zorg voor kinderen met kanker kunnen verbeteren. Hier in Nederland, en in andere landen.’
Internationaal samenwerken
Looijenga wijst op de noodzaak van internationale samenwerking: ‘Het is cruciaal om samen te werken met andere kinderkankercentra en gezamenlijk deze analyses uit te voeren. Dit zorgt voor een gestructureerde aanpak en beter vergelijkbare resultaten. Biobanken spelen hierbij een grote rol. Dat zijn databases waarin alle monsters worden verzameld. Daarom is het belangrijk dat vloeibare biopsieën nu standaard onderdeel zijn van de biobank van het Máxima, mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van KiKa. Een goed opgezette en onderhouden biobank bevordert de internationale samenwerking en helpt ons sneller grote stappen te zetten.’ De auteurs van het overzichtsartikel zijn onderzoekers of artsen van het Máxima en internationale deelnemers van vloeibare biopsie-studies, zoals bij neuroblastoom, niertumoren, rhabdomyosarcoom, andere sarcomen, kiemceltumoren en hersentumoren.
Een gestandaardiseerde aanpak helpt ook bij het vergelijken van resultaten tussen verschillende instituten. ‘Door samen te werken, zorgen we ervoor dat de beste methoden en technieken breed beschikbaar worden,’ zegt Looijenga. ‘Hierbij kan elk instituut profiteren van de kennis en ervaring van anderen. Zo kunnen we de zorg voor kinderen met kanker wereldwijd naar een hoger niveau tillen.’