Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Vaker overgewicht en verstoorde hormoonhuishouding bij kinderen met een hersentumor (Van Schaik et al., 2021)

Kinderen met een hersentumor hebben een verhoogd risico op ernstig overgewicht. Deze gewichtsproblemen kunnen te maken hebben met een slecht werkende hormoonhuishouding, zo blijkt uit een grootschalige lange-termijnstudie door onderzoekers van het Prinses Máxima Centrum. Bij kinderen die na de diagnose snel aankomen moet het hormoonsysteem beter gemonitord worden.

Overgewicht komt relatief veel voor na de behandeling voor kinderkanker. Gewichtstoename kan bijvoorbeeld komen door de behandeling of door psychosociale factoren, maar ook door de plek van de tumor. Bij tumoren in of bij de hypothalamus, een gebied in de hersenen dat onder andere hormonen en eetlust reguleert, komen gewichtsproblemen dus extra vaak voor.


Lange-termijnstudie
Om te onderzoeken of ook kinderen met andere hersentumoren extra risico lopen op overgewicht volgden wetenschappers van het Prinses Máxima Centrum onder leiding van kinderendocrinoloog en onderzoeker Hanneke van Santen zo’n 700 kinderen bij wie tussen 2002 en 2012 een hersentumor werd vastgesteld. Ze keken naar het gewicht en de hormoonspiegel voor, tijdens en na de behandeling. Het onderzoek, uitgevoerd in samenwerking met het Wilhelmina Kinderziekenhuis en andere academische kinderziekenhuizen in Nederland, werd gepubliceerd in het tijdschrift Journal of Clinical Oncology.

De wetenschappers ontdekten dat bij een derde van de kinderen met een hersentumor sprake was van ernstige gewichtstoename, overgewicht of obesitas. Bij follow-up had zo’n 29 procent van de survivors in de leeftijd 4 – 20 jaar overgewicht of obesitas, vergeleken met 13 procent van de kinderen en jongeren in het algemeen. Als kinderen al overgewicht hadden bij diagnose, hadden ze vaker overgewicht of obesitas bij follow-up. Kinderen met een laaggradige hersentumor of bij wie reeds een ander hormoonprobleem aanwezig was hadden een hogere kans op overgewicht.


Verband tussen hormonen en overgewicht
Hanneke van Santen: ‘Wij zagen dat bij kinderen met overgewicht vaker sprake was van hormoonuitval dan bij andere kinderen met een hersentumor. Dit overgewicht was aanwezig terwijl de hormoonuitval goed was behandeld. Dit zou kunnen wijzen op gewichtstoename door een onderliggend probleem van de hypothalamus.’

De hypothalamus is een gebied in de hersenen wat gezien kan worden als het controlecentrum voor de hormonen. Die spelen een belangrijke rol in de energiehuishouding van het lichaam – de verbranding van energie en het opslaan van energie in spier- of vetmassa. Naast controle van hormonen speelt de hypothalamus ook een belangrijke rol in het reguleren van eetlust. De nieuwe studie draagt dus bij aan het begrip van hormoonregulatie en overgewicht bij kinderen met hersentumoren.


Betere monitoring
Toekomstig onderzoek is nodig om behandelingsmethoden te vinden voor het overgewicht dat ontstaat door verminderde werking van de hypothalamus. Ook moet er verder onderzocht worden waardoor overgewicht ontstaat bij de kinderen waar de tumor niet in de buurt van de hypothalamus ligt. De onderzoekers adviseren om kinderen met hersentumoren die snel aankomen of overgewicht hebben beter te monitoren op hormonale uitval om overgewicht te voorkomen en problemen met de hormoonspiegel eerder te behandelen.

Jiska van Schaik, arts-onderzoeker bij het Prinses Máxima Centrum en mede-auteur van de studie: ‘Het onderzoek geeft ons een beter beeld van hoe vaak overgewicht voorkomt bij kinderen met hersentumoren, wat de risicofactoren zijn, en in hoeverre er sprake is van een verstoorde hormoonhuishouding. Bij sommige kinderen kunnen we eerder aandacht besteden aan voeding en beweging. Zo kunnen we in de toekomst hopelijk late effecten door overgewicht, zoals een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, verminderen.’