Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Karim-Kos groep

Wij richten ons op het bestuderen van statistieken over kinderkanker met als doel onze kennis te vergroten van het vóórkomen, mogelijke oorzaken, behandelpatronen en prognose van kinderkanker. Daarnaast richten we ons op het bestuderen van prognoseverschillen tussen kinderen en jongvolwassenen die gediagnosticeerd zijn met dezelfde ziekte. Met het in kaart brengen van oorzaken van dit prognoseverschil willen we handvatten bieden om de zorg en de prognose van beide patiëntgroepen te verbeteren en samenwerking tussen kinder- en volwassenoncologie te stimuleren.  

Groepsleider: Dr. ir. Henrike Karim-Kos
Telefoonnummer +31 618418717
"Epidemiologische data is belangrijk bij het monitoren van onze missie: ieder kind met kanker genezen" Dr. ir. Henrike Karim-Kos - Groepsleider
Monitoren van kinderkanker

Het monitoren van kinderkanker doen wij o.a. door het bestuderen van trends in het vóórkomen (=incidentie), stadium bij diagnose, behandelpatronen en prognose. Onze bevindingen zijn bruikbaar voor het ontwikkelen en evalueren van nieuwe interventies op a) populatieniveau, gericht op primaire en secundaire preventie en b) patiëntniveau, gericht op verbeteren van de kwaliteit van zorg, prognose en kwaliteit van leven.  

Een voorbeeld van een grote interventie in de kinderoncologie is de komst van het Prinses Máxima Centrum in 2018 waarmee de zorg voor kinderkanker is gecentraliseerd in Nederland. Het evalueren van het effect van deze interventie op de kwaliteit van zorg en prognose is een van de speerpunten in ons onderzoek. 

Ons huidig onderzoek richt zich op:

Trends in incidentie en overleving van verschillende vormen van kinderkanker

Om de centralisatie van kinderoncologische zorg goed te kunnen evalueren is het noodzakelijk om te weten wat de stand van zaken was vóór de centralisatie, een zogenaamde nulmeting. Voor verschillende vormen van kinderkanker zijn incidentie, stadium van de ziekte bij diagnose, behandelpatronen en prognose bestudeerd op populatieniveau: acute lymfatische leukemie (ALL), acute myeloïde leukemie (AML), Hogkin lymfoom, Non-Hodgkin lymfoom, neuroblastoom, nierkanker en extracraniele kiemceltumoren.

Epidemiologie van hooggradige hersentumoren bij kinderen en uitkomsten van behandeling

Hersentumoren zijn de meest voorkomende solide tumoren bij kinderen waarbij het ongeveer 50% een hooggradige hersentumor betreft. De prognose van deze tumoren is vaak slecht, omdat het om aggresieve vormen van kanker gaat en er beperkte mogelijkheden zijn voor behandeling.  

In dit innovatieve project combineren we voor het eerst epidemiologische data met klinische en biologische data om meer inzicht te verkrijgen in tumorkarakteristieken, diagnostiek, behandelstrategieën en overlevingsuitkomsten. 
Dit project wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met prof. Eelco Hovingdr. Dannis van Vuurden en prof. Pieter Wesseling.

Internationale vergelijkingen

Onze onderzoeksgroep is actief in internationale studies waarbij incidentie, stadium van de ziekte bij diagnose en overleving tussen landen worden vergeleken. Onze samenwerkingspartners zijn o.a. Europese kankerregistraties en het International Agency for Research on Cancer (IACR, WHO) in Lyon.

Recent hebben we een vergelijkingsstudie gedaan van incidentie, overleving en sterfte van kinderkanker tussen België en Nederland voor de periode 2004-2015. Resultaten zijn in nauwe samenwerking met de Belgische Kankerregistratie gepubliceerd in het International Journal of Cancer (2024). Pubmed PMID: 38478912

Wij nemen ook deel in de Benchista-studie, een internationaal project waarin we proberen te begrijpen waarom overleving van kinderkanker varieert tussen landen. 

Prognoseverschillen tussen kinderen en jongvolwassenen met kanker

Voor verschillende vormen van kanker hebben jongvolwassenen (AYAs, 18-39 jaar) een mindere prognose dan kinderen (0-17 jaar) met een zelfde vorm van kanker. De onderliggende oorzaken van dit verschil zijn tot nu toe nog niet geheel duidelijk. In de Nederlandse context is daar nog helemaal geen onderzoek naar gedaan. Onze onderzoeksgroep richt zich op het bestuderen van mogelijke oorzaken van dit prognoseverschil. Lees hier een eerder over dit onderwerp verschenen nieuwsbericht.

Ons huidig onderzoek richt zich op:

Reduceren van prognoseverschillen tussen kinderen en jongvolwassenen met acute myeloïde leukemie

Jongvolwassenen (AYAs) met acute myeloïde leukemie (AML) hebben een mindere prognose dan kinderen met AML. In een recente studie hebben we laten zien dat dit ook het geval is in Nederland. Opvallend was dat het prognoseverschil van bijna 20 procentpunten het grootst was in de meest recente periode 2010-2015.

In dit project bestuderen we mogelijke oorzaken van dit prognoseverschil tusen jongvolwassenen en kinderen met AML. Hiervoor combineren we data uit de Nederlandse Kankerregistratie met data uit klinische studies waarin meer informatie beschikbaar is zoals biologische karakteristieken van de tumor en details over behandeling. 
Dit project wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met prof. Michel Zwaan and prof. Marc Raaijmakers (HOVON/ErasmusMC).

Prognoseverschillen tussen kinderen en jongvolwassenen voor belangrijkste vormen van Non-Hodgkin lymfoom

Non-Hodgkin lymfoom (NHL) is een relatief veel voorkomende vorm van kanker bij kinderen en jongvolwassenen (AYAs). Uit de literatuur is bekend dat jongvolwassenen een mindere prognose hebben dan kinderen met NHL. De grote van het prognoseverschil is afhankelijk van de vorm van NHL. 

In een recente studie hebben wij de overleving van kinderen en jongvolwassenen vergeleken voor de belangrijkste typen van NHL. Een mindere prognose werd gevonden bij jongvolwassenen met een T-lymfoblastisch lymfoom (T-LBL) en Burkitt lymfoom (BL). Bij BL zagen we het prognoseverschil afnemen over de tijd en bleef alleen bestaan voor 35-39 jarigen. Kinderen en jongvolwassenen met een difuus grootcellig B-cell lymfoom (DLBCL) of een anaplastisch grootcellig lymfoom (ALCL) hadden een zelfde prognose. Interessant hierbij is dat kinderen met DLBCL intensiever worden behandeld dan jongvolwassenen. 

Deze studie is uitgevoerd in nauwe samenwerking met kinderhemato-oncologen uit het Prinses Máxima Centrum en hemato-oncologen die jongvolwassenen behandelen.

Prognoseverschillen tussen kinderen en jongvolwassenen met een Ewing sarcoom

Het Ewing sarcoom is een tumor van het bot en weke delen dat een typische tumor is die vóórkomt bij kinderen en jongvolwassenen (AYAs). Ook hier is uit de literatuur bekend dat jongvolwassenen een mindere prognose hebben dan kinderen. In deze studie gaan we dit voor de eerste keer bestuderen voor de Nederlands situatie en nemen daarbij belangrijke tumorkarakteristieken mee, zoals stadium bij diagnose en waar in het lichaam de tumor is gediagnosticeerd.  

Deze studie wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met prof. Hans Merks en andere (kinder- en volwassen-) oncologen en orthopedische chirurgen.





Etiologie
 

TransExpo is een internationaal project dat evalueert of het wonen dichtbij een transformator dat hoogspanning van het elektriciteitsnet omzet naar 230 Volt leidt tot een verhoogd risico op leukemie op de kinderleeftijd. In Nederland is dit onderzoek uitgevoerd door het Institute for Risk Assessment Sciences van de Utrecht Universiteit in nauwe samenwerking met het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie. 

Het bewijs voor een verhoogd risico op leukemie op de kinderleeftijd onder kinderen die dichtbij een transformator wonen is niet aangetoond. Echter, gezien de kleine aantallen van geïncludeerde leukemiepatiënten is het lastig om sterke conclusies te trekken. Resultaten zijn gepubliceerd in Environmental Research (2024). Pubmed PMID: 38346482
 

Karim-Kos group