Per jaar krijgen ongeveer 15 kinderen in Nederland de diagnose osteosarcoom. Het is de meest voorkomende bottumor op de kinderleeftijd. Ondanks behandelingen met chemotherapie en chirurgie keert bij meer dan één op de drie kinderen de ziekte terug. Deze kinderen zijn moeilijker te genezen. Meer onderzoek naar betere behandelingen van osteosarcomen is dan ook belangrijk.
Risicogroepen
Biomarkers zijn kenmerken van tumorcellen die iets zeggen over bijvoorbeeld de precieze diagnose, of hoe snel de tumor groeit. Zulke biologische aanwijzingen helpen om ieder kind de best passende behandeling te bieden. In een nieuwe studie, vandaag gepubliceerd in JCO Precision Oncology, delen onderzoekers van het Prinses Máxima Centrum en het Institut Gustave Roussy in Parijs, twee nieuwe biomarkers die kunnen leiden tot een meer gepersonaliseerde behandeling voor kinderen met een osteosarcoom. Het onderzoek werd financieel mede mogelijk gemaakt via de Prinses Máxima Centrum Foundation.
G2 en MYC
De biomarkers werden gevonden dankzij data in de biobank van het Máxima. Met twee technieken, RNA-sequencing en whole exome sequencing, lazen de onderzoekers de genetische code van de tumorcellen uit. Ze koppelden deze DNA- en RNA-informatie aan het ziekteverloop van het kind. Uit de analyse bleek dat er twee genetische veranderingen zijn die een slechte prognose kunnen voorspellen: het zogenaamde G2 RNA-expressieprofiel en verhoogde expressie van het MYC-gen.
Dr. Laura Hiemcke-Jiwa, patholoog in het Laboratorium voor kinderoncologie in het Máxima: ‘In het geval van kinderen met een osteosarcoom helpen de twee biomarkers die we hebben ontdekt bij diagnose om het type tumor aan een prognose te koppelen. We hopen zo in toekomstige studies ieder kind in te kunnen delen in een risicogroep.’
Roelof van Ewijk, kinderoncoloog, vult aan: ‘Alle kinderen met een osteosarcoom worden nu met dezelfde chemotherapie behandeld. Het is dus heel belangrijk dat we met deze nieuwe biomarkers de klinische studies beter kunnen laten aansluiten op het individuele kind. We willen ieder kind de best passende behandeling aan kunnen bieden. We hopen door dit onderzoek te begrijpen welke tumoren we mogelijk met minder chemotherapie kunnen behandelen of waarbij we nieuwe vormen van behandeling nodig hebben. Dat is belangrijk voor kinderen die nu behandeld worden voor een osteosarcoom, én voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.’
Stap dichter bij de klinische praktijk
Van Ewijk en Hiemcke-Jiwa onderzochten de tumorcellen van 48 kinderen met osteosarcoom die tussen 2018 en 2023 in het Máxima werden behandeld. Ze deden dit onder leiding van associate onderzoekgroepsleider dr. Lennart Kester en dr. Antonin Marchais die het onderzoek naar osteosarcomen leidt aan het Gustave Roussy Insitute in Parijs. Kester: ‘De twee biomarkers waren al gevonden in eerder onderzoek, onder andere van Marchais. Met dit onderzoek hebben we dankzij de tumorcellen van deze 48 kinderen gevalideerd, oftewel aangetoond, dat de biomarkers verbonden zijn aan een slechtere prognose. Het is mooi om met ons onderzoek de biologische vinding in het lab een stapje dichter bij de klinische praktijk te brengen.’
Vervolgonderzoek
Om de twee biomarkers daadwerkelijk toepasbaar te maken is internationaal vervolgonderzoek nodig. Kester: ‘We moeten de tumorcellen van een groter aantal kinderen onderzoeken om de twee biomarkers met absolute zekerheid vast te kunnen stellen.’ De onderzoekers werken samen met onderzoekers binnen het Europese osteosarcoom consortium (FOSTER). Van Ewijk: ‘We willen de biomarkers graag in een aankomende grote klinische fase III studie onderzoeken. We leren hierdoor beter wat deze biomarkers precies betekenen. Ook wordt duidelijk of ze in een grotere groep kinderen de reactie op medicijnen echt kunnen voorspellen. We hopen zo kinderen met een osteosarcoom doelgerichter te kunnen behandelen en de kans op genezing met optimale kwaliteit van leven te verhogen.’