Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Ontwikkeling agressieve hersentumor beter begrepen

Onderzoekers van het Prinses Máxima Centrum en het KiTZ - Hopp Kinderkankercentrum Heidelberg ontdekten dat ATRT-hersentumoren bij kinderen zich gedragen als vroeg in ontwikkeling zijnde hersencellen. In minitumoren wisten ze de groei van deze agressieve tumorcellen te remmen, waardoor deze meer gingen lijken op normale hersencellen. Dit is een stap richting doelgerichte behandeling passend bij de unieke eigenschappen van de tumor.  

Atypische teratoïde rhabdoïde tumoren (ATRT’s) zijn zeldzame, maar zeer agressieve tumoren van het centrale zenuwstelsel. Ze komen vooral voor bij jonge kinderen. In Nederland krijgen elk jaar enkele kinderen deze diagnose, vaak al vóór hun derde levensjaar. De tumor ontstaat meestal door uitval van het gen SMARCB1, dat normaal een cruciale rem op celgroei vormt. 

Er bestaan drie subtypen van ATRT, met elk hun eigen kenmerken. Maar, er zijn nog geen behandelingen die specifiek op die subtypen zijn afgestemd. Daarom wilden de onderzoekers met deze studie beter begrijpen wat de verschillen op celniveau zijn waardoor de verschillende vormen ontstaan.  

Inzicht in tumorontwikkeling 

Het onderzoeksteam, onder leiding van prof. dr. Jarno Drost en prof. dr. Marcel Kool, bracht per tumorcel in kaart welke genen actief zijn en hoe het DNA toegankelijk is. Drost en Kool zijn beiden onderzoekgroepsleider in het Máxima. Daarnaast is Drost Oncode-onderzoeker en Kool eveneens aangesteld in KiTZ - Hopp Kinderkankercentrum Heidelberg.   

Drost vertelt: ‘We vonden dat elk ATRT-subtype een eigen ontwikkelingsroute volgt, die lijkt op de manier waarop verschillende hersencellen ontstaan in de vroege foetale ontwikkeling.’  

Tumoren laten rijpen 

De onderzoekers kweekten op basis van de verschillende ontwikkelingsroutes mini-tumoren in het lab. Ze gebruikten hiervoor tumorweefsel van kinderen die in het Máxima onder behandeling zijn of waren. In deze modellen onderzochten ze of ze de tumorcellen konden sturen naar een rijpere en minder snel delende toestand. 

Dat bleek te werken. Door stoffen toe te voegen die de ontwikkelingsroute van een specifiek subtype stimuleren, gingen de cellen zich gedragen als meer ‘normale’ hersencellen. Ze deelden minder snel en werden dus minder agressief. 

‘We laten zien dat de ontwikkeling van ATRT-cellen te beïnvloeden is,’ zegt Kool. ‘Dat biedt aanknopingspunten voor nieuwe therapieën die gericht zijn op het subtype en de rijpingsstatus van de tumor.’ 

Volgende stap  

De onderzoekers hopen dat hun bevindingen uiteindelijk leiden tot nieuwe behandelingen voor kinderen met ATRT. Om die stap te kunnen zetten is verder onderzoek nodig.  

Het onderzoek, waar promovendus Jiayou He en voormalig promovendus dr. Irene Paassen (beiden uit de Drost-groep) en promovendus dr. Enrique Blanco Carmona uit de Kool groep in Heidelberg als eerste auteurs aan meewerkten, verscheen vandaag in het vakblad Neuro-Oncology. 

Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt dankzij de samenwerking tussen het Máxima en het Hopp-KiTZ kinderoncologisch centrum in Heidelberg binnen de alliantie EU CAN KIDS (European Alliance for a Childhood Without Cancer), de European Research Council, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en Stichting Kinderen Kankervrij (KiKa).