Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Vijf onderzoeken starten dankzij KiKa

Kan restziekte opgespoord worden via het bloed en beenmerg van kinderen met kanker? Is een bestaand medicijn te hergebruiken bij de behandeling van teruggekeerde botkanker? Kunnen we CAR T-celtherapie beter laten werken bij kinderen met leukemie? En wat is de precieze rol van ‘volwassen’ DNA-veranderingen bij het ontstaan van kinderkanker en de immuunsysteem-onderdrukkers die in het beenmerg te vinden zijn? Het zijn de doelen van vijf onderzoeken die dankzij KiKa kunnen starten.

Elk van de door KiKa gefinancierde onderzoeken draagt bij aan het behalen van de missie van onderzoeksziekenhuis het Prinses Máxima Centrum: Ieder kind met kanker genezen, mét optimale kwaliteit van leven.

Opsporen restziekte via bloed en beenmerg bij kinderen met weke delen kanker

De behandeling van tumoren van de weke delen, in de spieren (rhabdomyosarcoom) of ander ondersteunend weefsel (non-rhabdomyosarcoom) is intensief. Ondanks chemotherapie, bestraling en operaties komt de ziekte bij één op de drie kinderen terug. Om de behandeling verder te verbeteren start binnenkort een internationale studie. Onderzoekers gaan bij een grote groep kinderen kijken of ze zogenaamde restziekte in het bloed en beenmerg kunnen opsporen. Dit doen ze met eerder ontwikkelde methodes om het DNA en RNA wat tumorcellen aan de bloedbaan afgeven op te sporen. Postdoctoraal onderzoeker op dit project en kinderoncoloog in opleiding dr. Nathalie Lak: ‘Als we vaststellen dat we restziekte in het bloed kunnen opsporen, kunnen we mogelijk vanaf de diagnose de behandeling nog beter per kind aanpassen: intensiever maken of juist minder intensief.’ In dit project werkt Lak samen met kinderoncologen en onderzoekers Prof. dr. Lieve Tytgat, Prof. dr. Hans Merks en Prof. dr. Max van Noesel.

Ontstaan kinderkanker en de mogelijke rol van ‘volwassen’ mutaties

Bij ongeveer 10% van de kinderen met kanker speelt erfelijke aanleg een rol. Uit meerdere studies komt naar voren dat kinderen met kanker vaker dan verwacht een schadelijke aangeboren verandering in hun genen dragen die we vooral kennen van aanleg voor kanker op volwassen leeftijd. Prof. dr. Roland Kuiper, onderzoekgroepsleider: ‘In dit project wil ik meer leren over de rol die deze mutaties hebben gespeeld bij het ontstaan van kindertumoren. Hiervoor gaan we DNA uit tumoren en uit bloed verzamelen van ongeveer 150 kinderen met kanker die een DNA-verandering in zo’n ‘volwassen’ kankergen hebben. In het DNA van de tumoren zoeken we naar patronen die erop wijzen dat de mutatie een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de tumor. Daarnaast zoeken we naar andere DNA-veranderingen die mogelijk samen met het ‘aanleg-gen’ kanker hebben veroorzaakt.’ Kuiper hoopt dat het onderzoek leidt tot meer begrip over het ontstaan van kinderkanker. Daarnaast hoopt hij om beleid rondom testen op te stellen en dat kinderen toegang krijgen tot behandelingen die ontwikkeld zijn voor tumoren die door deze ‘volwassen’ kankergenen zijn veroorzaakt.

Hergebruik van een bestaand medicijn

Een Ewing-sarcoom is een zeldzame bottumor bij kinderen die wordt behandeld met bestraling, een operatie of chemotherapie. Na de behandeling is er een kans dat de tumor toch terugkomt op dezelfde plek of in een ander deel van het lichaam. Voor deze kinderen zijn maar weinig werkzame medicijnen beschikbaar. Daarom gaat dr. Meta Diekstra hiernaar op zoek samen met haar collega dr. Shunya Ohmura uit Duitsland. ‘Uit nieuw onderzoek blijkt dat het geneesmiddel disulfiram, wanneer het gecombineerd wordt met het chemisch element koper, een anti-tumor effect kan hebben bij verschillende typen tumoren in volwassenen en dus mogelijk ook bij kinderen. Ons doel is om een nieuw kindvriendelijk medicijn te ontwikkelen waarbij we de combinatie van disulfiram en koper inpakken in een pakketje dat pas wordt afgeleverd zodra het bij de tumor aankomt. Zo kan het heel precies op de tumor werken.’ De werkzaamheid van de combinatie wordt eerst in muizen getest. Als dit tot goede resultaten leidt, start een klinische studie voor kinderen met Ewing-sarcoom. Doordat we een bestaand geneesmiddel hergebruiken, kost ontwikkeling minder tijd en geld.

Betere en langere werking CAR T-celtherapie

Sommige kinderen die opnieuw leukemie krijgen, kunnen worden behandeld met CAR T-celtherapie. Bij deze vorm van immuuntherapie worden de immuuncellen van het kind aangepast, zodat deze kankercellen herkennen en gericht aanvallen. Echter, na deze behandeling komt de leukemie bij 40 tot 50% van de kinderen toch terug. De grote vraag van dr. Stefan Nierkens, onderzoekgroepsleider en medisch immunoloog, en zijn team is dan ook: Waarom werken de CAR-T cellen goed bij het ene, maar niet bij het andere kind? Nierkens: ‘Eerder zagen we dat het immuunsysteem anders reageert wanneer kinderen een hoge of een lage blootstelling hebben aan fludarabine. Dit medicijn wordt  gebruikt om normale T-cellen in aantal te verminderen, zodat er meer plaats is voor de CAR T-cellen. Wij willen begrijpen waarom het immuunsysteem anders reageert en onderzoeken hoeveel fludarabine er precies gegeven moet worden om de CAR T-cellen optimaal te laten werken. Ook willen we de CAR T-cellen langer laten werken, zodat bij minder kinderen de leukemie terugkomt.’ Wat Nierkens en zijn collega’s leren vanuit dit onderzoek kan mogelijk ook bij de ontwikkeling van CAR T-celtherapieën voor volwassenen en kinderen met andere typen kanker worden gebruikt. Naast Nierkens bestaat het onderzoeksteam uit kinderoncoloog dr. Friso Calkoen en dr. Rick Admiraal, kinderoncoloog in opleiding en klinisch farmacoloog.

Immuunsysteem-onderdrukkers in het beenmerg

Sinds kort worden er bij de behandeling van kinderen met acute lymfatische leukemie (ALL) medicijnen gebruikt die het immuunsysteem van het kind aanzetten tot het opruimen van leukemiecellen. Deze immuuntherapieën werken echter niet altijd optimaal. Eén van de redenen is dat de leukemiecellen het beenmerg, de plek in de botten waar leukemie ontstaat, aanpassen. Hierdoor reageren de gezonde immuuncellen niet goed op het medicijn en komen dus niet in actie. Prof. dr. Monique den Boer, onderzoekgroepsleider: ‘We hebben aanwijzingen hoe de leukemie heel lokaal het beenmerg manipuleert. In dit Kika-project onderzoeken we hoe we de remmende werking kunnen opheffen.’ Zo hoopt den Boer samen met postdoctoraal onderzoeker dr. Cesca van de Ven dat ongevoeligheid voor immuuntherapie voorkomen kan worden en mogelijk in de toekomst eerder in het behandeltraject ingezet wordt.

KiKa kent voor deze vijf projecten de onderzoekers in totaal €2.8 miljoen toe. KiKa is een belangrijke partner van het Prinses Máxima Centrum. KiKa steunt het onderzoek naar kinderkanker in het Máxima door middel van core-financiering en maakte al tal van onderzoeksprojecten mogelijk.