Deze website maakt gebruik van cookies. We gebruiken cookies om instellingen te onthouden en je bezoek soepeler te laten verlopen. Daarnaast gebruiken we ook cookies voor de verbetering van de website en het verzamelen en analyseren van statistieken. Lees meer over cookies

Vier nieuwe onderzoeken dankzij steun van KiKa

Vier wetenschappelijke onderzoeken in het Prinses Máxima Centrum gaan van start dankzij nieuwe projectfinanciering van KiKa. Researchers gaan op zoek naar een snellere manier voor diagnose van hersentumoren, doelgerichte therapie voor leukemie, ‘theranostics’ voor sarcomen en brengen het risico op late effecten van de behandeling voor een niertumor in kaart. Allemaal werken ze daarmee aan betere behandelingen voor kinderen met kanker, met een optimale kwaliteit van leven.

Precieze diagnose tijdens de operatie voor een hersentumor

Bij een operatie om een hersentumor te verwijderen wordt altijd vanuit de tumor zelf geopereerd tot het grensvlak met het gezonde hersenweefsel. Soms is het grensvlak niet duidelijk of soms groeit de tumor vanuit een deel van de hersenen dat niet beschadigd mag worden. Dan is het heel belangrijk voor de neurochirurg om te weten of er een klein restant tumorweefsel kan achterblijven zonder dat dit de kans op genezing beïnvloedt. Dit verschilt per type tumor. De diagnose bepaalt of de neurochirurg moet proberen de tumor volledig te verwijderen of dat een klein beetje tumorweefsel mag achterblijven.

Daarom is het belangrijk om de diagnose van een hersentumor al tijdens de operatie, en zo precies mogelijk te stellen. Dat duurt nu een ruime week. In een nieuw onderzoeksproject gaan dr. Bastiaan Tops en prof. dr. Eelco Hoving, samen met collega’s in het UMC Utrecht, een manier onderzoeken om de precieze diagnose van een hersentumor al tijdens de operatie, binnen een uur, vast te stellen. Dat doen ze door het DNA te analyseren.

Als de techniek vast onderdeel van de zorg wordt, kan het de neurochirurg helpen om de keuze tot maximaal opereren beter te maken. Daardoor zouden kinderen minder vaak neurologische bijwerkingen hebben van de operatie, of een extra operatie hoeven ondergaan.

Nieuw soort therapie voor leukemie

Een soort DNA-afwijking die vaak voorkomt bij leukemie is een zogenaamd fusiegen, ontstaan uit twee genen die normaal los van elkaar bestaan. Zulke fusiegenen komen niet voor in gezonde bloedcellen, en zijn daardoor een goed doelwit voor een nieuwe, gerichte behandeling. Maar er is nog geen goede manier om fusiegenen met medicijnen te bereiken.

In een nieuw project gaat prof. dr. Olaf Heidenreich onderzoek doen naar heel kleine vetbolletjes om een stukje biologische ‘code’ bij het zogenaamde RUNX1/ETO fusiegen te bezorgen. In eerder onderzoek zag zijn groep dat deze code de groei van leukemiecellen in het lab kon afremmen. Nu gaan prof. Heidenreich en zijn groep kijken of ze de bolletjes, ‘lipid nanoparticles’, geschikt kunnen maken voor gebruik bij kinderen met leukemie. In de toekomst zou dit onderzoek kunnen leiden tot een betere behandeling voor kinderen met leukemie, met minder bijwerkingen.

Therapie en diagnostiek in één

Radioactief gelabelde medicijnen worden gebruikt voor diagnostiek en het maken van PET-scans, maar ook voor bestraling. Deze combinatie van therapie en diagnostiek heet ‘theranostics’. Deze technologie wordt al succesvol ingezet bij volwassenen met kanker, maar nog minimaal bij kinderkanker. Prof. dr. Max van Noesel, dr. Claudia Janda en dr. Alex Poot gaan in een nieuw onderzoeksproject op zoek naar theranostics voor sarcomen, tumoren van de weke delen, zoals bot- of spierweefsel.

Het team gaat op zoek naar antistoffen, kleine eiwitten, die aangrijpen op de tumorcellen, maar gezond weefsel met rust laten. Die antistoffen kunnen dan de radioactiviteit naar de tumor brengen. Daarmee wordt de tumor goed in beeld gebracht, én tegelijkertijd kan deze worden behandeld. Zo wil het team de tumor beter in de gaten te houden, en gericht behandelen.

Late effecten na een niertumor

De meeste kinderen met een niertumor hebben een goede prognose. Daarbij is de behandeling met chemotherapie relatief licht. Toch is er risico op late effecten bij kinderen die zijn genezen doordat er meestal een nier wordt verwijderd en vaak de buik en/of longen bestraald worden. In een nieuw onderzoeksproject richten prof. dr. Marry van den Heuvel-Eibrink, dr. Geert Janssens, dr. Sebastian Neggers en dr. Harm van Tinteren zich op het risico op late effecten na een niertumor.

Het team bekijkt gegevens van ‘survivors’ bij wie tussen 1963 en 2002 een niertumor is vastgesteld. Ze bekijken onder andere de nierfunctie, spiermassa, botdichtheid en vervroegde veroudering. Het team wil het risico op late effecten ook vergelijken met dat van overlevers van een niertumor in Amerika, omdat daar meer radiotherapie gegeven wordt. Het team hoopt dat de resultaten helpen om survivors met risico op late effecten vroeg op te sporen, zodat ze op tijd behandeld kunnen worden.

De vier nieuwe onderzoeksprojecten worden met in totaal €1,4 miljoen projectfinanciering mogelijk gemaakt door KiKa.