Het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie is er voor alle kinderen met kanker uit heel Nederland. Bij de zeshonderd nieuwe patiënten per jaar, komen veel verschillende soorten kanker voor. “Vrijwel alle ouders willen weten waardoor hun kind kanker heeft gekregen. Het kennen van de oorzaak is belangrijk voor ze”, vertelt kinderoncoloog Hans Merks van het Prinses Máxima Centrum. “Ze zijn daarom ook heel gemotiveerd om mee te doen aan DNA-onderzoek. Dat doen we natuurlijk alleen als zij ermee instemmen.” Het komt voor dat een kind met kanker al andere verschijnselen heeft, zoals een ontwikkelingsachterstand, een lichamelijke aandoening of bepaalde uiterlijke kenmerken. “Vinden we een oorzaak in het DNA die zowel de kanker als andere verschijnselen verklaart, dan geeft dat helderheid”, zegt Hans. “Het neemt bij de ouders onzekerheid weg en soms zelfs schuldgevoelens.”
Chemotherapie
Kennis over veranderingen in het DNA bij kinderen met kanker is om meerdere redenen belangrijk. Soms kunnen kind en ouders op basis van kennis over een genetische aanleg voorlichting krijgen over het toekomstperspectief. Wat kunnen zij over tien, twintig jaar verwachten? Ook maakt deze kennis het mogelijk om familieleden in te lichten, zodat zij zich eventueel kunnen laten screenen. Bovendien kan bij kinderen die kanker hebben gehad en een genetische aanleg hebben regelmatig onderzoek worden gedaan om te zien of de ziekte terugkeert. Daarnaast is bekend dat patiënten met bepaalde DNA-veranderingen niet goed reageren op sommige soorten chemotherapie – die kunnen ze dan beter niet krijgen.
Alle kinderen
Binnenkort start een grote studie om te achterhalen hoe kinderen met kanker die daar mogelijk een genetische aanleg voor hebben, het best kunnen worden opgespoord. KiKa steunt het onderzoek.
“Inzet is dat we structureel op twee manieren naar alle kinderen met kanker kijken”, vertelt klinisch geneticus Marjolijn Jongmans, van het UMC Utrecht, . De kinderoncologen kijken naar kenmerken als leeftijd, het type tumor, of het kind bijvoorbeeld opvallend lang of klein is en andere uiterlijke en medische kenmerken. “Met een in Canada ontwikkelde digitale verwijstest ondersteunen wij de kinderoncologen om de patiënten te selecteren die baat kunnen hebben bij uitgebreider onderzoek door een erfelijkheidsarts. Tegelijkertijd wordt het DNA van het kind geanalyseerd”, legt Marjolijn uit. “Vervolgens gaan we na of er verschillen zijn tussen beide routes in het opsporen van een erfelijke aanleg en wat nu de beste strategie is.” Bijzonder aan dit onderzoek is dat het wordt uitgevoerd bij alle kinderen met verschillende soorten kanker. Uit heel Nederland komen deze kinderen immers allemaal in het Máxima.
20.000 genen
Het DNA-onderzoek dat wordt gedaan, heet Whole Exome Sequencing (WES): daarbij worden in het hightech DNA-lab van het UMC Utrecht de 20.000 genen van het kind uitgelezen. “Vervolgens kijken
we met een filter gericht naar alle genen waarvan we weten dat die met een aanleg voor kinderkanker gepaard gaan”, vertelt onderzoeker Roland Kuiper, van het Prinses Máxima Centrum. “Zo kunnen we nieuwe verbanden vinden tussen genen en tumoren. Tijdens het onderzoek kan bijvoorbeeld blijken dat een bepaalde mutatie misschien wel een grotere kans geeft op het krijgen van meer soorten tumoren dan we tot nu toe weten”, zegt hij. “Ik verwacht dat we ook soms een genetische aanleg vinden, die we in de huidige praktijk zouden missen omdat het kind niet exact de kernmerken heeft die passen bij die specifieke erfelijke aandoening. Zonder die kenmerken is er voor artsen geen reden om gericht onderzoek naar die aandoening in te zetten. Met onze brede gen-test komt dit wel aan het licht.”
Nieuwe genen
Roland is ervan overtuigd dat hij tijdens de studie ook nieuwe genen en DNA-veranderingen zal ontdekken. “Kinderen bij wie er een sterk vermoeden bestaat dat ze een erfelijke aanleg hebben, maar bij wie we geen verandering in de tot nu toe bekende genen vinden, komen namelijk in aanmerking voor onderzoek van de overige genen”, vertelt hij. Op die manier vonden Marjolijn en hij in een eerdere studie al vijf nieuwe genen, terwijl in dat onderzoek maar 65 kinderen werden onderzocht. Wel vormden deze kinderen een bijzondere groep, omdat ze bijvoorbeeld ook een verstandelijke beperking, een aangeboren afwijking of een broertje of zusje met hetzelfde type kanker hadden. Bij 35 procent van deze kinderen vonden zij een genetische verandering die de kanker kon verklaren. Roland: “We verwachten dat in de algemene groep, dus alle kinderen met kanker die het Máxima jaarlijks ziet, ongeveer tien procent een genetische aanleg voor de ziekte heeft.”
Medicijnen
Vinden de onderzoekers in het DNA een mutatie, dan registreren de artsen dit in het patiëntdossier. Zo is deze informatie terug te vinden bij alle behandelkeuzes die worden gemaakt. Deze kennis kan ook waardevol zijn voor andere onderzoekers in het Máxima. Zo is het bijvoorbeeld bij studies naar nieuwe geneesmiddelen belangrijk om te weten of een deel van de onderzochte kinderen een erfelijke aanleg heeft die de gevoeligheid voor het medicijn kan beïnvloeden. Marjolijn: “We kennen nu nog niet van alle DNA-veranderingen de betekenis, maar de kennis over ons DNA neemt snel toe. Op deze manier brengen we bestaande en nieuwe kennis samen, zodat alle informatie beschikbaar is voor de best mogelijke zorg.”