Kinderkanker is relatief zeldzaam. Daarom is internationale samenwerking op het gebied van research essentieel: hoe meer gegevens van hoe meer kinderen, hoe beter en sneller het onderzoek vordert. Dat was het uitgangspunt voor een zogenaamd ‘Twinning Program’ tussen het Prinses Máxima Centrum en onderzoekscentra in Heidelberg, om te werken aan nog betere behandelmogelijkheden voor kinderen met kanker.
Na een online bijeenkomst ter ere van de officiële samenwerking is dit de eerste keer dat de onderzoekers van het Prinses Máxima Centrum, het Hopp Kindertumorzentrum Heidelberg (KiTZ), het Deutsches Krebsforschungszentrum (DKFZ) en het Universitätsklinikum Heidelberg (UKHD) elkaar fysiek ontmoeten. In de eerste fase werden er vooral ideeën uitgewisseld en voorbereidingen getroffen voor de noodzakelijke gezamenlijke onderzoeksinfrastructuur. De projecten binnen de samenwerking worden gesteund door de Prinses Máxima Centrum Foundation en de foundations van de Duitse centra.
Elkaar versterken
Groepsleider Roland Kuiper is betrokken bij een samenwerking op het gebied van genetische aanleg voor kinderkanker. Beide centra doen al veel onderzoek op dit gebied. ‘Het was vooral belangrijk om te kijken waar we elkaar nou echt kunnen versterken,’ vertelt Kuiper. ‘We kwamen al snel uit op onderwerpen waar grote patiëntaantallen voor nodig zijn, en waar het dus loont om de gegevens van kinderen uit beide centra samen te analyseren. Daarmee was het wel meteen ‘hooghangend fruit’ – dit zijn vraagstukken die steeds terugkomen binnen ons onderzoeksveld, maar die nog niet zijn opgelost. We leggen de lat dus hoog voor onszelf: met focus op deze onderwerpen kunnen we samen meer bereiken dan alleen.’
Uitdagende vraagstukken
Kuiper werkt in zijn projectgroep samen met dr. Marjolijn Jongmans (Máxima en UMC Utrecht), dr. Stefanie Smetsers (Máxima), dr. Kristian Pajtler (KiTZ), dr. Natalie Jäger (KiTZ) en dr. Steffen Hirsch (KiTZ). Eén van de uitdagende vraagstukken die het team wil aanpakken gaat over genen die tot nu toe alleen nog in verband zijn gebracht met aanleg voor kanker bij volwassenen: spelen veranderingen in deze genen ook een rol in het ontstaan van kinderkanker?
Daarnaast kijkt het team naar zogenaamde DNA-mozaïeken. Aanleg voor kinderkanker ontstaat niet altijd meteen vanaf de bevruchting. Net als een mooie tegelvloer is het lichaam van sommige kinderen dan opgebouwd uit verschillende ‘stukjes’: cellen waarin de aanleg wel aanwezig is, en cellen waarin deze ontbreekt. Kuiper: ‘Dat kan het herkennen van aanleg lastig maken. We willen samen met de collega’s in Heidelberg onderzoeken hoe vaak zulke DNA-mozaïeken voorkomen, en hoe vaak we die hebben gemist. Dat kan ons helpen om in de toekomst een vollediger beeld van de genetische aanleg voor kinderkanker op te bouwen.’
Meer betekenen voor de kinderen
Een deel van de projectgroep is naast onderzoeker ook arts; zo ook klinisch geneticus Marjolijn Jongmans. ‘In overleggen met artsen en onderzoekers bespreken we de ‘ingewikkelde’ patiënten samen met de collega’s in Heidelberg. We denken samen bijvoorbeeld na over de impact van zeldzame varianten in het DNA – wat betekent zo’n variant voor het kind, en hoe bieden we kinderen met zeldzame varianten de beste zorg? Door het samenbrengen van kennis en ervaring kunnen we zo meer betekenen voor kinderen in beide centra.’
Interactie
Deze week komen onderzoekers van alle vijftien samenwerkingsprojecten bijeen op een gezamenlijke retraite in Bonn, Duitsland. Die interactie is de basis voor het succes van de samenwerking met Heidelberg, vindt Kuiper: ‘We hebben ons binnen de projectgroep voorgenomen om in elk geval één keer bij elkaar over de vloer te komen. We zijn al eens met een Utrechtse delegatie in Heidelberg geweest om te discussiëren over lopende projecten, en binnenkort komen zij bij ons. Zo leren ook de collega’s op de werkvloer elkaar over en weer goed kennen, en wordt de samenwerking echt tastbaar. Ik kijk ernaar uit om ons onderzoek naar aanleg bij kinderkanker met elkaar verder te brengen!’