In Nederland wordt jaarlijks bij zo’n 35 kinderen een tumor in de nier gevonden. De meeste kinderen hebben een Wilms tumor. Mede dankzij internationale samenwerking en onderzoek is er al veel vooruitgang geboekt en genezen 9 van de 10 kinderen. Omdat de kans dat het om een Wilms tumor gaat zo groot is, krijgen alle kinderen met nierkanker de standaardbehandeling voor Wilms tumor. Dat is een behandeling met chemotherapie van 4 tot 6 weken. Daarna verwijdert de chirurg de tumor tijdens een operatie. Wanneer het gaat om een Wilms tumor dan is deze door de chemotherapie verkleind. In het geval van een niet- Wilms tumor heeft de chemotherapie niet altijd effect en was deze in sommige gevallen niet nodig geweest.
Van der Beek: ‘Het onderscheiden van Wilms-tumoren en niet-Wilms-tumoren kan op dit moment alleen door een klein stukje van de tumor weg te nemen voor onderzoek onder de microscoop. Alleen wanneer de kinderoncoloog vermoedt dat om een niet-Wilms tumor gaat wordt zo’n biopt onder narcose met behulp van echo via de huid afgenomen. Dit brengt namelijk risico's met zich mee. In sommige gevallen is aanvullende bestraling na het afnemen van een biopt nodig. Een minder ingrijpende manier, zoals via MRI-scans, om het type niertumor vast te stellen zou dan ook vele voordelen bieden. Waaronder het op voorhand weten of chemotherapie effectief is of niet.’
Samenwerkend vergelijken
Van der Beek onderzocht hoe je onderscheid kan maken tussen Wilms tumoren en niet-Wilms tumoren op basis van MRI-scans. Hiervoor werkte zij samen met verschillende afdelingen in het Máxima: Matthijs Fitski, technisch geneeskundige uit de Wijnen-groep, prof. dr. Marry van den Heuvel, kinderoncoloog en onderzoekgroepsleider, en het Laboratorium voor Kinderoncologie. En kinderradioloog dr. Annemieke Littooij van het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) van UMC Utrecht.
Met een speciale techniek van de MRI-scanner berekende Van der Beek hoe snel watermoleculen zich verplaatsen in het weefsel van de nieren en in de tumoren. Die techniek heet diffusie-gewogen beeldvorming, afgekort DWI. ‘Tumorcellen zijn dichter op elkaar aangesloten dan normale cellen. Hierdoor bewegen watermoleculen langzamer. Dankzij deze mate van celdichtheid kunnen we verschillende tumorceltypes onderscheiden. De snelheid van bewegen van de watermoleculen lijkt trouwens te verschillen per subtype.’
Om de (sub)type tumorcellen heel precies te kunnen vaststellen werd een gepersonaliseerde ‘cutting guide’ gebruikt. Deze 3D-geprinte mal hielp Van der Beek bij het vergelijken van de verschillende subtypes die onder de microscoop zichtbaar waren met de MRI-scan. Zo kon zij DWI-metingen doen die direct gerelateerd waren aan een specifiek deel van de niertumor.
De resultaten van de haalbaarheidsstudie verschenen eerder in Pediatric Oncology. Binnenkort verschijnen de resultaten van het vervolgonderzoek. Hiervoor zijn biopten en scans van 54 kinderen die in het Máxima onder behandeling zijn onderzocht. Beide onderzoeken zijn mogelijk gemaakt dankzij financiering door KiKa.
Volgende stappen
‘De resultaten uit dit onderzoek zijn veelbelovend. En ik neem de metingen in sommige gevallen ook al mee in mijn afwegingen,’ vertelt kinderradioloog Littooij. Echter, om de DWI-meetmethode in het behandelplan op te nemen is grootschaliger, internationaal vervolgonderzoek nodig. ‘Met dit proefschrift is een mooie basis gevormd voor deze mogelijke toekomstige onderzoeken.’
Van der Beek promoveert op dinsdag 28 mei aan de Universiteit Utrecht. Haar proefschrift is getiteld Op weg naar Gepersonaliseerde Discriminatie van Niertumoren bij Kinderen gebaseerd op Beeldvorming met Magnetische Resonantie. Haar promotoren en begeleiders zijn prof. dr. Jeroen Hendrikse, prof. dr. Marry van den Heuvel-Eibrink, prof. dr. Ronald de Krijger en dr. Annemieke Littooij.